Verpleegkundige Ellen maakte onlangs de switch van administratie naar verpleegkunde. En daar horen ook zware confrontaties bij.
Onlangs gebeurde datgene wat we allemaal een beetje vrezen, maar wat onvermijdelijk bij onze job hoort. Mijn collega’s en ik zijn volop bezig met het toedienen van zorg aan onze patiënten, wanneer een collega ‘REA!’ gilt.
Ik sta vlak bij de kamer in kwestie en storm naar binnen. De patiënt ligt in de badkamer, op de buik. We draaien het lichaam, dat oneindig zwaar lijkt te zijn. Ik kniel ernaast, schakel alles uit wat mij wil doen wegrennen en denk nog aan één ding: pompen, ik moet pompen!
Ik buig me over het lichaam, zet mijn handen op elkaar en duw de ribbenkast naar beneden. Eén, twee, drie, vier, vijf! … aan het tempo dat me werd aangeleerd pomp ik tot dertig en laat mijn collega beademen. Alles gaat ontzettend snel.
Ik pomp terug, voel ribben onder mijn handen kraken, niet denken, duwen – alleen maar duwen! Ik besta op dat moment enkel uit mijn pompende handen die telkens tot 30 tellen. Het lichaam onder mijn handen wiegt mee op mijn ritme.
Mijn collega en ik vormen een eenheid tussen leven en dood, daar waar de patiënt zich bevindt. Alles in onze lijven willen het zijne terughalen.
We zwoegen tot het reanimatieteam ons komt aflossen en ik ga de kamer uit. De adrenaline die me gaande hield in de kamer tuimelt aan een duizelingwekkende snelheid naar beneden in mijn lijf.
Ik zie dat er bloed op mij hangt en ik klap letterlijk dubbel. Iets onzichtbaars lijkt me een gigantische klap te geven en ik begin onbedaarlijk te huilen.
Mijn collega’s vangen me op, laten me op adem komen en de rest van onze shift verloopt onwezenlijk.