Ondertussen ben ik zes maanden aan het werk als verpleegkundige. Of hoe snel de tijd gaat. Of hoe het soms nog steeds voelt alsof ik aan mijn eerste werkdag begin.
Er zijn dagen dat ik handelingen zo geroutineerd stel dat ik er zelf van opkijk. Er zijn dagen dat het lijkt alsof ik het eenvoudigste vergeten ben. Een dans van zelfvertrouwen en aarzelen. Ik weet alles en niets tegelijkertijd.
De ene dag praat ik Frans met patiënten alsof het me geen enkele moeite kost, de volgende dag komen er geen drie woorden na elkaar uit.
Ik bewonder mijn tweetalige collega’s, die moeiteloos schakelen tussen beide landstalen. Ik bewonder mijn collega’s die alle verpleegkundige ballen in de lucht kunnen houden en daar niet eens van lijken te zweten.
Het ongeduld naar mezelf toe is in deze job meer dan ooit confronterend, hoewel ik mezelf regelmatig aanmaan een beetje lief te zijn voor mezelf. Het zijn turbulente tijden om te starten als verpleegkundige, zeg ik dan.
Schakelen tussen je eigen dienst, de covid-afdeling en een ‘collega’-dienst vergt een spreidstand in mijn hoofd die soms veel te klein lijkt te zijn. En toch.
Ik voel me elke dag groeien in mijn job en hart. Er zijn ondertussen steeds meer dagen dat ik het gevoel heb dat ik het wel kan. Er zijn steeds meer momenten dat ik besef dat ik wel degelijk een verpleegkundige ben en dat ik er ook goed in ben.
En nog geen enkele keer had ik het gevoel, hoe hectisch een shift vaak kan zijn, dat ik een verkeerde beslissing nam door enkele jaren geleden mijn professionele leven radicaal om te gooien.
En elke dag ga ik met de glimlach werken, al blijkt het achteraf een zware dag te zijn geweest.
Maar vooral heb ik een voortdurend warm gevoel wanneer ik tussen mijn collega’s zit en zij me het gevoel geven dat ik een van hen ben, zelfs op mijn wankele verpleegsterbenen.
Ik groei, dankzij hen. En dankzij de glimlach van de patiënten. Het is me wat, die job van mijn leven.