In deze reeks spreken we verpleegkundigen die buiten de ziekenhuismuren aan de slag zijn. Bijvoorbeeld in het leger, de gevangenis of de esthetische sector. Aan het woord: Pieter Dejaeger (41), verpleegkundige in de gevangenis van Sint-Gillis.
‘Een agressieve omgeving vol drugs en geweld. Dat is het beeld dat de meeste mensen hebben van een gevangenis. Ik dacht hetzelfde toen ik tien jaar geleden als stagiair verpleegkunde voor het eerst in de gevangenis van Brugge kwam. Ook al had ik zelf gekozen voor de gevangenis, toch was ik bang om alleen rond te lopen. Bijvoorbeeld wanneer je in de gang een groep van twintig man kruist. Binnen een bepaalde zone mogen de gedetineerden zich namelijk vrij bewegen, bijvoorbeeld om naar de douches of de werkplaats te gaan. Gelukkig heeft mijn angst niet lang geduurd. Ik leerde al snel dat de meeste gedetineerden respect hebben voor wat we doen, en niet anders zijn dan patiënten buiten de gevangenis.’
Klein en polyvalent team
‘In ons medisch centrum doen we alles wat in een ‘gewoon’ ziekenhuis gebeurt. Gedetineerden komen hier op consultatie bij een uroloog, gastroloog, chirurg… ’s Morgens brengen we medicatie rond en helpen we oudere gedetineerden met wassen en aankleden. We dienen eerste hulp toe als dat nodig is, verzorgen wonden en volgen patiënten op met kanker of een chronische ziekte.
Waar je in een ziekenhuis als verpleegkundige op één afdeling werkt, moet je hier meer polyvalent zijn. Met elf vaste verpleegkundigen en momenteel zes interims voor 750 gedetineerden zijn we een heel klein team. Dat maakt dat je op veel vlakken je plan moet kunnen trekken. Ik heb bijvoorbeeld een bijscholing gevolgd om zelf röntgenfoto’s te kunnen nemen. We proberen zoveel mogelijk onderzoeken hier te laten doorgaan, om transport van gedetineerden naar een ziekenhuis te vermijden.’
Detentiegeheim
‘Als mensen horen dat ik in de gevangenis werk, denken ze soms dat ik de hele dag snijwonden of schotwonden moet verzorgen. Dat beeld klopt gelukkig ook niet. (lacht) De kans op agressie is wél hoger dan in een gewone ziekenhuisomgeving. We hebben veel mensen met verslavingsproblematieken en er komen regelmatig conflicten voor tussen gedetineerden. We komen ook meer in aanraking met zelfdodingen en zelfmoordpogingen. Het gebeurt regelmatig dat we iemand moeten reanimeren. Soms kom je te laat en kun je geen hulp meer bieden.
De eerste dode die ik in de gevangenis zag, was een meisje van achttien. Wennen doet het nooit, maar je leert er wel mee omgaan. Dat moet ook, anders houd je het niet vol. Naast beroepsgeheim hebben we ook detentiegeheim: alles wat binnen de gevangenismuren gebeurt, blijft daar. Ik mag dus niet zomaar mijn hart luchten bij mijn kameraden, maar kan gelukkig altijd terecht bij mijn collega’s. We zijn een hecht team, en vinden bij elkaar een uitlaatklep als dat nodig is.’