Als palliatief verpleegkundige krijgt Margriet ook te maken met de emoties van de families van patiënten. En die kunnen soms zo heftig zijn dat ze bij Margriet nazinderen.
Illustratie: Maureen Wattenbergh
We ontvangen een aanvraag voor opname van Albert (62 jaar), ALS *-patiënt, thuiswonend met vrouw en dochter.
Een uitgebreid intakegesprek vindt vooraf plaats met de echtgenote en dochter, om de filosofie en werking van onze afdeling voor te stellen. We krijgen van hen een boekwerk waarin alle zorgen, die ze 24 uur op 24 gaven, in detail worden omschreven. Ontstemd horen ze aan dat wij onze eigen methodes en materialen hebben én tevens geen exclusieve verpleegkundige kunnen aanbieden.
Maar er is geen alternatief. Beiden zijn zichtbaar de uitputting nabij. Ze krijgen nog een rondleiding en mogen kiezen tussen twee beschikbare kamers. Ontevreden kiezen ze voor ‘de minst kleine’.
De ambulance brengt Albert de volgende ochtend bij ons. Ik maak kennis met een volledig geparalyseerde man die sondevoeding krijgt en aan een beademingsmachine ligt. Hij komt onrustig, angstig en uitgeput over en heeft vooral veel pijn. Tijdens de eerste zorgen ontdekken we diverse lelijke decubituswonden.
Albert is volledig bij bewustzijn, maar de verbale communicatie verloopt moeilijk. Hij heeft bijna geen spierkracht meer om te spreken. Toch horen wij hem op verschillende momenten fluisteren: ‘ik ben het beu’ en ‘help mij’.