Dat er door verticale druk decubitus kan ontstaan, is bekend. Maar er kan ook scheurletsel optreden door weefsellagen die verschuiven, bijvoorbeeld bij transfers. Het onderzoek hiernaar staat nog in de kinderschoenen, maar er zijn al wel conclusies te trekken. Over het gebruik van tilhulpmiddelen bijvoorbeeld.
Je tilt een cliënt vanuit bed in de rolstoel. Je vraagt of de cliënt lekker zit en daarmee is de transfer afgedaan. Hanneke Knibbe, bewegingswetenschapper en tilexpert bij zorgadviesbureau LOCOmotion, heeft het lange tijd ook op deze manier gedaan en aanbevolen. Pas sinds enige tijd weet ze dat een zorgverlener meer moet doen.
‘Wat we vroeger vergaten, is dat er na een transfer vaak restspanning overblijft in en vooral onder de huid,’ vertelt ze. ‘De weefsellagen liggen niet meer goed op elkaar. Er ontstaan scheve krachten tussen de huid en de onderlaag en in het lichaam. Cellen zijn heel gevoelig voor vervormingen en raken verwrongen. Ze verkrampen en uiteindelijk sterven ze af. Dat proces verloopt sneller dan bij de druk die decubitus veroorzaakt.’
Deep tissue injuries
Volgens Knibbe klagen cliënten soms ook over pijn na transfers. ‘Bij bijvoorbeeld wisselligging speelt dit proces eveneens. Omdat het letsel door schuifkrachten binnen in het lichaam ontstaat, hebben zorgverleners er minder aandacht voor. We noemen dat ook wel DTI, deep tissue injuries. Bij mensen met veel overgewicht zie je soms zelfs onderhuidse scheurtjes ontstaan.’
Er is nog maar beperkt onderzoek gedaan naar het ontstaan en het voorkomen van weefselschade door transferhandelingen. Knibbe is er zelf ook mee bezig. ‘Het is een lastig onderwerp. Het zit onder de huid in weefsellagen en is niet goed zichtbaar. Het onderzoek is complex, tijdrovend en kostbaar. Het wordt bijvoorbeeld uitgevoerd met MRI-scans en drukmatten. De conclusies wijzen wel allemaal in dezelfde richting, maar er is meer onderzoek nodig.’
Interventies zonder hulpmiddelen
Bij andere handelingen kunnen tilhulpmiddelen DTI helpen voorkomen. Bij het draaien van een cliënt kunnen bijvoorbeeld een goed, vierdelig verstelbaar bed en een glijzeil helpen. Door een gelijkmatige ondersteuning ontstaan er geen scheve krachten (‘shear-forces’). Ook wordt steeds meer gebruik gemaakt van glijzeilen die permanent onder de cliënt liggen. Knibbe: ‘Even de spanning van de heupen halen gaat makkelijker als iemand op een goed glijdende laag ligt.
Deze constructie is het meest efficiënt in combinatie met een plafondsysteem en een verblijfsband of tillaken. Met deze systemen kun je mensen op maat een transfer aanbieden en hoef je ze niet te belasten met het weghalen en aanbrengen van allerlei hulpmiddelen.’ Ze vertelt dat op ic’s al veel wordt gewerkt met deze systemen. Ook in de ouderenzorg worden ze in toenemende mate gebruikt, in de thuiszorg nog wat minder. En dat is jammer, vindt ze. ‘Er wordt vaak gezegd dat plafondsystemen daar niet te installeren zijn, maar er is meer mogelijk dan gedacht. Het systeem kan ook hoog langs de muur bevestigd worden. En als dat niet lukt, of als het om kortdurende zorg gaat, kun je ook prima gebruik maken van een over de vloer verrijdbare tillift.’
Werken met geavanceerde systemen
De meest efficiënte constructies bestaan dus uit permanente tillakens met lussen gekoppeld aan een plafondsysteem.3 Afhankelijk van de handeling die de verpleegkundige gaat uitvoeren, worden lussen los of juist weer vastgemaakt. ‘Dit is een zeer efficiënte manier van werken,’ licht Knibbe toe. ‘Handelingen die je anders met zijn tweeën moet uitvoeren, kunnen met deze systemen door één verpleegkundige gedaan worden.’
De systemen zijn steeds meer in gebruik, maar vereisen net iets meer vaardigheid van de zorgverlener. Knibbe werkt mee aan een onderzoek naar het meest efficiënte gebruik ervan. Wat ze jammer vindt, is dat scholing vaak een onderschat aspect is in dit kader. ‘Het kost tijd om het werken met een dergelijk systeem goed in de vingers te krijgen. Sommige instellingen schaffen deze systemen wel aan, maar besteden vervolgens te weinig aandacht aan de scholing waardoor de hulpmiddelen niet optimaal ingezet worden. Terwijl werken met dit soort middelen tijd en energie bespaart en mensen gezond houdt. Of verpleegkundigen denken na 2 keer werken met het systeem: te complex. Terwijl ze na 4 of 5 keer steeds meer opties toepassen en zich afvragen hoe ze ooit zonder konden.’
Toekomst
Nu is het nog lastig om na te gaan of er zich wel of geen restspanning in het lichaam van de cliënt bevindt.4 In de toekomst wordt dat makkelijker. Knibbe meldt dat momenteel onderzoek plaatsvindt naar en geëxperimenteerd wordt met allerlei nieuwe higtech technieken op dit gebied. Zoals apparaten en tilbanden met sensoren die een signaal afgeven als er nog restspanning in het lichaam is. Ook bouwen rolstoelleveranciers sensoren in de zitting in.
Pas op met glijzeilen
Glijzeilen (of glijlakens) helpen zorgverleners tijdens hun werk, maar volgens Dimitri Beeckman (decubitusexpert en hoogleraar verplegingswetenschap Universiteit Gent) en bewegingswetenschapper en tilexpert Hanneke Knibbe is er nogal wat aan te merken op de verschillende soorten. Knibbe is vooral ontstemd door het enorme verschil in kwaliteit. ‘Niet alle glijzeilen glijden goed. Wat mij dwars zit, is dat er geen keurmerk en minimumeisen voor zijn. Je weet pas hoe goed een glijzeil is als je ermee werkt.’
Beeckman raadt aan om goed na te gaan wat het effect is van het glijlaken op de huid als het onder de patiënt blijft liggen. ‘Uiteraard check je alle (onder)lagen op plooien die druk- en scheurletsel kunnen veroorzaken. Sommige glijlakens zijn te stug. Ze veroorzaken extra drukpunten en die kunnen letsels veroorzaken. Bovendien zullen ze de mogelijkheid van immersie (inzakken in de matras) verminderen, waardoor de druk/schuifkrachten minder goed gespreid worden over het oppervlak.’
Volgens Beeckman worden glijlakens soms verkeerdom in bed gelegd, met de klevende kant tegen de huid van de patiënt. Dat vergroot de kans op letsel. Verder adviseert hij om ademende materialen te gebruiken. ‘Zijn ze dat niet, dan kun je ze niet permanent onder de patiënt laten liggen.’
Knibbe wijst op slijtage van glijlakens. ‘Als je ze intensief gebruikt, treedt vrij snel slijtage op, al verschilt dat per merk. Ze zijn dan minder effectief om het weefsel van de cliënt in de goede positie terug te brengen. Maar omdat het geleidelijk gaat, heb je dat als verpleegkundige vaak niet in de gaten. Pas als je een nieuw glijzeil gebruikt, word je je bewust van het verschil.’
Noten
1. Bekijk het filmpje onder Groep 15, 15.6 ‘Wiebelen in de stoel om restspanning te voorkomen’ op www.goedgebruik.nl/filmpjes.
2. Meer uitleg in de gratis e-learnmodule ‘Decubitus en transfers’ op www.freelearning.nl.
3. Bekijk het filmpje onder Groep 4, 4.1.5. ‘Van lig naar lig met passieve (plafond)tillift’ op www.goedgebruik.nl/filmpjes.
4. Meer uitleg over restspanning in het filmpje onder Groep 15, 15.3 ‘Verdwijnt restspanning in de huid na wiebelen’ op www.goedgebruik.nl/filmpjes.