Het onderzoek ‘Streven naar een fixatiearme thuiszorg’ van Wit-Gele Kruis stafmedewerker Kristien Scheepmans won afgelopen woensdag de Nederlandse Anna Reynvaan Wetenschapsprijs 2021.
1. Waarover gaat het onderzoek?
‘Het onderzoek betreft de ontwikkeling van een evidence-based praktijkrichtlijn om fixatie van kwetsbare ouderen in de thuiszorg te verminderen. Centraal staan 6 klinische vragen die werden opgesteld door een multidisciplinaire werkgroep.
5 van deze vragen dienen om de kennis en het bewustzijn over fixatie in de thuiszorg te verhogen, zoals bijvoorbeeld: “Welk ethisch en wettelijk kader kan zorgverleners in de thuiszorg ondersteunen in hun beslissing tot fixatie?”. De 6de klinische vraag gaat specifiek over het beslissingsproces: “Welke stappen en personen moeten betrokken worden in het beslissingsproces om fixatie toe te passen?”.
Het doel is om samen, in overleg, te komen tot kwaliteitsvolle zorg. De praktijkrichtlijn die we dankzij het onderzoek ontwikkelden, bevat 10 aanbevelingen en een stroomdiagram. Dit stroomdiagram is een ondersteuning voor zorgverleners tijdens het beslissingsproces. De insteek is dat fixatie het middel van laatste keuze is.
De praktijkrichtlijn is er voor alle disciplines die werken in de thuiszorg. We publiceerden de richtlijn in het boek ‘Streven naar een fixatiearme thuiszorg’. We ontwikkelden voor de implementatie van de richtlijn een vervolgproject, waarvan de website een belangrijk onderdeel is. Hier kun je de praktijkrichtlijn terugvinden, aangevuld met extra informatie en filmpjes.’
2. Waarom is dit onderzoek zo interessant?
‘Tijdens onze literatuurstudie merkten we dat er amper onderzoeksgegevens zijn over fixatie in de thuiszorg, terwijl er veel vragen leven in de thuiszorg over de toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen.
Het is een onderbelicht thema dat de nodige aandacht verdient. Fixatie in de thuiszorg is een bijzonder complexe materie met een sterke ethische component. Bovendien vereist de specificiteit van de thuiszorg, waarbij de hulpverleners eerder kortstondig in huis bij de patiënt aanwezig zijn en niet voortdurend kunnen instaan voor een verhoogd toezicht, een eigen methodiek en aanpak.’