Zopas laaide de discussie weer op om de euthanasiewet te verruimen tot mensen met vergevorderde dementie. Ethicus Chris Gastmans heeft hier een andere kijk op en vertrekt daarvoor van de ervaringen van onder meer verpleegkundigen.
Volgens de Belgische euthanasiewet kan je alleen euthanasie krijgen als je die vraag stelt wanneer je volledig bewust en wilsbekwaam bent. Mensen met vergevorderde dementie kunnen daardoor geen euthanasie meer krijgen, zelfs als ze vroeger in een wilsverklaring aangegeven heeft dat wel te willen.
Het kan alleen als je de euthanasie vroeger in het dementieproces laat uitvoeren, wanneer je nog wilsbekwaam bent. Zoals Hugo Claus deed. Of als je in een onomkeerbare coma belandt.
Prof. Chris Gastmans, gewoon hoogleraar medische ethiek aan de Katholieke Universiteit Leuven, reflecteert op deze kwestie. Eerder dit jaar kwam zijn boek Kwetsbare waardigheid. Ethiek aan het begin en het einde van het leven uit.
Wat is uw visie op een mogelijke verruiming van de euthanasiewet tot personen met vergevorderde dementie?
Chris Gastmans: ‘Ik ben het daar niet mee eens. De voorstanders van verruiming gaan uit van een mensbeeld dat veel nadruk legt op de verstandelijke vermogens. Namelijk dat je op een rationele manier kan bepalen hoe je wil sterven en dan voor altijd bij die beslissing blijft.
Maar mensen kunnen van idee veranderen. Ernstig zieke wilsbekwame mensen stoppen soms de euthanasieprocedure. Geen enkele arts zal hen dwingen om toch door te gaan. Maar wat met iemand die wilsonbekwaam wordt, dat leven als positief ervaart maar niet meer kan zeggen dat hij op zijn wilsverklaring wil terugkomen?
In Nederland kan euthanasie dan wel, maar wordt ze bijzonder weinig uitgevoerd. Artsen willen het niet doen bij wilsonbekwame mensen. Ze willen zeker zijn dat euthanasie echt is wat de patiënt op dat moment wil, voor ze diens leven beëindigen. Van een wilsonbekwame patiënt kunnen ze dat nooit zeker weten.
Bovendien hebben mensen een enorme adaptatiekracht. Als je gezond bent, vind je sommige potentiële situaties of ziektes zo ondraaglijk dat je ze later nooit wilt meemaken. Maar wanneer het zover komt, passen mensen zich aan en ontwikkelen ze veerkracht.
Het voorstel getuigt voor mij ook van een ethiek gebaseerd op uitsluiting, waarin wij die gezond zijn bepalen dat alleen een gezond leven menswaardig is. Als wij een wet maken die euthanasie toelaat bij dementie in een vergevorderd stadium, wordt de maatschappelijke druk wellicht groter om in die situatie inderdaad euthanasie te vragen.
Veel ouderen verinnerlijken dat: ze willen niet afhankelijk worden van hun kinderen of de samenleving en vragen daarom euthanasie. Ik pleit voor een inclusieve ethiek en samenleving. Wij zijn samen mens en mensen met dementie zijn evengoed mens.’