Brechje Buskens werkt als justitieel verpleegkundige in de gevangenis van Brugge. En dat is op sommige dagen makkelijker dan op andere. In haar blog van deze maand staat ze stil bij een paar lastige momenten.
Illustratie: Maureen Wattenbergh
‘Nee.’ Alweer moet ik een patiënt wat ontzeggen. Ik had nooit gedacht dat ik zo vaak het woord ‘nee’ zou moeten gebruiken.
Er zijn nu eenmaal regels in de bak en die gelden voor mijn patiënt, die toevallig ook gedetineerd is, maar ook voor mij. Want ook ik heb een hele hoop richtlijnen en protocollen te volgen.
De medicatiebakjes die worden gevuld door een externe apotheek worden dagelijks door de bewaking uitgedeeld. Op een dag krijg ik telefoon van een bewaker dat dat het medicatiebakje van Jan* niet klopt. Wanneer ik vraag om het bakje naar mijn bureau te brengen zodat ik alles kan controleren, blijkt het bewuste bakje al op cel te liggen. De gedetineerde moet zijn medicatie aan de deur controleren en als er iets niet juist blijkt, dat meteen melden. Ik vertel de bewaker dat ik nu niets meer kan veranderen aan het bakje omdat de gedetineerde al lang met de medicatie zou kunnen hebben geprutst. Het gesprek wordt afgerond.
Wat later word ik opnieuw opgebeld. Of ik toch niet even kan langskomen, want het gaat niet goed met Jan.
Aan de cel zie ik enkele bewakers staan, binnenin de cel loopt Jan te ijsberen. ‘Mijn diazepam zit niet in mijn bakje.’ Ik leg uit dat wanneer een medicatiebakje op cel is geweest, ik niets meer kan doen en waarom dat zo is. Ik vraag hem of er iets gebeurd is waardoor hij stress heeft, of hij misschien slecht nieuws heeft gekregen. Op die manier probeer ik erachter te komen waarom zijn drang naar verslavende medicatie zo hoog is. Geen antwoord. ‘Ik moet dat hebben hé, ik ga zot worden.’