Brechje Buskens werkt als justitieel verpleegkundige in de gevangenis van Brugge. Daar zet ze zich honderd procent in om haar patiënten de beste zorg te geven. Een uitdaging wanneer een gedetineerde ongeneeslijk ziek is, want in een gevangenis is palliatieve zorg niet vanzelfsprekend.
Sterven hoort bij het leven, en dus ook bij het leven in de gevangenis. We worden regelmatig geconfronteerd met mensen die doodgaan, van ouderdom of door ziekte. Ik heb zelf al wat ervaring met verlies en weet dat afscheid nemen mooi kan zijn. Daar probeer ik – in de mate van het mogelijke – ook voor te zorgen wanneer een gedetineerde palliatief is.
Gedetineerden blijven mensen, en dus wil ik hen een menselijk levenseinde geven. Helaas is dat niet altijd vanzelfsprekend. Er zijn bezoekuren die gerespecteerd moeten worden, waardoor het voor familieleden niet zomaar mogelijk is om op elk moment te komen waken bij hun naaste. Ik moet heel hard mijn best doen om uitzonderingen te krijgen op die regels, maar de dankbaarheid van de familie als dat lukt, is groot, en doet altijd weer deugd.
Waar ik vooral voor wil zorgen is dat mensen niet binnen de muren van de gevangenis moeten sterven. Een gedetineerde kan om medische redenen vrijgelaten worden zodat hij omringd door familie kan overlijden. Maar aan die toestemming gaat een hele administratieve rompslomp vooraf die tijd vraagt – en die is er soms niet, of maar heel weinig. Er is ooit iemand in de gevangenis overleden omdat de papieren niet op tijd klaar waren. Ik had niet graag in de schoenen gestaan van mijn collega die de familie moest opbellen.
Soms valt er niemand meer te bellen omdat er simpelweg geen contact meer is met de familie. Eén keer heb ik dat meegemaakt, met een man die niemand meer had om op terug te vallen. Ik heb zijn hand vastgehouden tot hij stierf. Het was een oude man die vreselijke dingen gedaan had, maar op dat moment maakt dat voor mij niets uit. Ik verzorgde die man al heel lang, en wilde dat ook tijdens zijn laatste dagen en uren doen.
Gelukkig lukt het soms wél om iemand palliatieve zorg te geven. Zo was er Pascal, een man van 35 jaar die met klachten het medisch centrum binnen gekomen was. Een dringende CT-scan van de longen wees op kanker, een PET-scan bevestigde dat vermoeden. De kanker zat overal, tot zijn hersenen, botten en darmen toe. De eerste dagen was er weinig aan hem te merken, maar al snel begon hij af te takelen. Hij vermagerde, verloor zijn eetlust en lag meestal in bed. Het ging razendsnel. Bij de verzorging van Pascal zagen we hem nog zelden in een helder moment. De radiotherapie en chemotherapie die gepland waren, werden afgezegd: de hoop was opgegeven.