Verpleegkundigen over hun job op een minder voor de hand liggende plek: dat is de insteek van deze reeks. Jannick (60) is forensisch verpleegkundige in het Zorgcentrum na Seksueel Geweld van het AZ Delta van Roeselare.
‘Ik wist niet dat er zoiets bestond als een forensisch verpleegkundige, tot ik de vacature van het Zorgcentrum na Seksueel Geweld voorbij zag komen. Bij het lezen van de inhoudsbeschrijving dacht ik meteen: dit is iets voor mij. Ik werkte al heel lang in de thuisverpleging. De laatste jaren had ik een coördinerende functie waarbij ik vooral achter mijn computer zat voor de planning en organisatie van mijn team. Ik had nauwelijks nog contact met patiënten en mantelzorgers, en dat miste ik. Als forensisch verpleegkundige kun je echt iets betekenen voor iemand. Samen met het slachtoffer leg je een heel traject af, en dat sprak me aan. ‘
Luisterend oor
‘Een Zorgcentrum na Seksueel Geweld is een dienst in een ziekenhuis waar slachtoffers van seksueel geweld zoals aantastig van de seksuele integriteit, verkrachting of poging tot verkrachting terechtkunnen. We zijn dag en nacht bereikbaar, zeven op zeven. De belangrijkste doelstelling is een betere, allesomvattende zorg voor slachtoffers. Die overkoepelende, multidisciplinaire aanpak is vrij nieuw in België.’
‘In de eerste plaats bieden we een luisterend oor. We laten slachtoffers vertellen wat er is gebeurd, maar dat is niet altijd even gemakkelijk. Vooral bij acuut seksueel geweld kunnen mensen heel erg overstuur zijn. Sommige slachtoffers zijn dan weer als versteend. Met eenvoudige ja-neevragen probeer ik dan het gesprek op gang te brengen. Is een slachtoffer hier alleen toegekomen, dan vraag ik altijd of ze iemand willen opbellen. Ik wil hen vooral laten voelen dat ze hier veilig zijn, dat ze me kunnen vertrouwen.’
Sporenonderzoek: niet verplicht
‘Daarnaast is er natuurlijk de medische zorg. Ik verzorg eventuele wonden en letsels, en geef indien nodig medicatie, zoals de noodpil, antibiotica tegen soa’s of in bepaalde gevallen HIV-remmers. Dit in samenspraak met onze medische coördinator en de artsen van het ziekenhuis. Als het slachtoffer daar toestemming voor geeft, voer ik een forensisch onderzoek uit om bewijsmateriaal te verzamelen voor een eventuele klacht en verdere juridische stappen. Tijdens de opleiding voor forensisch verpleegkundige, een intensief traject van enkele weken dat ik met alle collega’s, verpleegkundigen en psychologen, vooraf gevolgd heb, leerde ik onder meer hoe je op de juiste manier een sporenonderzoek doet. Het is uiteraard juridisch belangrijk dat elke staalafname correct gebeurd is.’
‘Een forensisch onderzoek is van groot belang als een slachtoffer klacht wil indienen, maar ik zal nooit iemand dwingen. ‘Er kan veel, maar niets moet’, zeg ik altijd. Niet iedereen wil klacht indienen, of toch niet meteen. Dat respecteren we. Het slachtoffer heeft op elk moment de controle in handen. Wie wél klacht wil neerleggen, kan dat doen bij speciaal opgeleide zedeninspecteurs die daarvoor meestal naar hier komen. Slachtoffers hoeven daarvoor niet nog eens naar het politiekantoor te gaan, alles kan binnen deze muren.’
Huiselijke sfeer
‘Het Zorgcentrum in Roeselare is nog maar een jaar open, ik werk hier zelf dus nog niet zo lang. Toen ik mijn allereerste shift in het Zorgcentrum moest draaien, was dat best spannend. De eerste uren hebben mijn collega’s en ik meteen twee slachtoffers mee opgevangen en begeleid. Het was een beetje een sprong in het onbekende, maar intussen voel ik me echt op mijn plaats hier. Ik houd van de huiselijke sfeer en laagdrempeligheid: de zorg die we aanbieden is gratis, we dragen geen witte jassen en je hoeft geen afspraak te maken om naar hier te komen. Ook familieleden of vrienden van slachtoffers kunnen hier komen aankloppen voor advies of psychologische begeleiding.’
‘We zijn best wel een ‘zware’ dienst in het ziekenhuis. Wie bij ons komt aankloppen, heeft iets vreselijks meegemaakt. Ik benoem dat ook zo, en ik durf laten zien dat ik meeleef en meevoel. Thuis praat ik nauwelijks over mijn werk – we zijn uiteraard gebonden aan beroepsgeheim – maar onder collega’s kunnen we gelukkig goed ventileren. Ik hoor vaak schrijnende verhalen. Vooral situaties met jonge kinderen grijpen me naar de keel. Het grootste deel van het geweld is intrafamiliaal: vaak is het de vader, stiefvader, grootvader of vriend des huizes die de feiten pleegt. Daar ben ik van geschrokken. Ik vind het moeilijk om te begrijpen dat je je eigen vlees en bloed zoiets kunt aandoen.’
Steun bij verwerking
‘We krijgen ook jonge meisjes over de vloer die in het uitgaansleven een aanranding of verkrachting meegemaakt hebben. Ik geef soms lezingen over het zorgcentrum en daarin spoor ik jongeren aan om voor elkaar te zorgen, door bijvoorbeeld je vriendinnen niet alleen te laten. Onlangs reageerde een meisje dat dit soort uitspraken haar bang maken, en dat begrijp ik, maar het is de realiteit. Je kunt jonge mensen niet verbieden om naar een café te gaan, maar je kunt hen wél leren om zichzelf te beschermen.’
‘Geen enkel slachtoffer heeft hetzelfde verhaal, maar ze zijn wél allemaal dankbaar voor de hulp die ze hier krijgen. Dat is een van de mooiste aspecten aan mijn job. Seksueel geweld is traumatiserend, maar door zo snel mogelijk de juiste zorg aan te bieden, maken we écht een verschil in de verwerking. Zelfs kinderen gaan hier soms huppelend buiten, ondanks wat ze hebben meegemaakt. Ook nadat ze hier vertrokken zijn, houden we contact. Elk slachtoffer wordt de dag nadien opgebeld om te vragen hoe het gaat. De weken en maanden daarna hebben we regelmatig telefonisch contact. De slachtoffers kunnen ook terugkomen voor een gesprek met de psycholoog of, als ze dat verkiezen, kunnen we hen verder doorverwijzen. We laten niemand aan zijn lot over.’
Eerste aanspreekpunt
‘Voorlopig komen de meeste slachtoffers hier terecht na doorverwijzing door de politie of de spoeddienst van een ziekenhuis. Uiteraard kan een slachtoffer ook gewoon zelf komen, dag en nacht. In de toekomst hoop ik dat we een eerste aanspreekpunt worden voor wie in aanraking komt met seksueel geweld. Daarom geven we ook presentaties bij verenigingen en scholen, om het Zorgcentrum meer bekend te maken. Hoe meer mensen ons kennen, hoe meer slachtoffers we kunnen verder helpen met de juiste zorg.’