
Tijdens die bewuste nacht in mei vorig jaar lag er een patiënt op mijn afdeling met een strottenhoofdtumor en ademhalingsproblemen. Toen zijn ademhaling verslechterde, seinde ik spoed in. Na overleg, ook met de oncoloog van dienst, werd besloten dat aanpassing van zijn medicatie voldoende moest helpen.
Maar een kwartier later drukte mijn patiënt op de alarmknop: hij was aan het stikken. Onmiddellijk gaf ik hem extra zuurstof en belde de interne MUG. Het leek uren te duren voordat ze er waren. En in de tussentijd, terwijl mijn patiënt voor zijn leven vocht, was ik helemaal alleen op een afdeling met dertig patiënten en voelde ik me helemaal machteloos. Mijn patiënt zag dat en het lukte me niet om hem gerust te stellen.
Toen de MUG arriveerde en de patiënt meenam, brak ik en begon ik te huilen. Ik durfde die nacht ook niet meer alleen te zijn en vroeg de nachtwaker of hij bij mij op de afdeling kon blijven. De daaropvolgende dagen kreeg ik veel flashbacks. Opnieuw zag ik mijn patiënt weer stikken. Ik schrok vanaf toen ook snel, zonder aanleiding.
En ik had schuldgevoelens: had ik niet eerder naar de arts moeten bellen, had ik te lang gewacht, had ik meer moeten doen…? Die zelftwijfel heb ik lang gehad. Ook kreeg ik nachtmerries en nachtelijke angsten. Ik heb ze nog steeds eigenlijk. En als ik nog maar een patiënt zie met ademhalingsmoeilijkheden, word ik al bang.
Ik kan het niet meer aan om nachtdiensten te doen, want dan sta ik er alleen voor. Ik besprak dit met mijn afdelingshoofd. Zij reageerde empathisch en bevestigde dat ik goed had gehandeld, maar wil qua nachtdiensten geen uitzondering maken. Dus vraag ik altijd aan collega’s om diensten te ruilen, waar ik me best slecht over voel. Na drie weken ben ik op aanraden van een medestudent (Caroline studeerde toen nog verpleegkunde, nvdr) naar de personeelsbegeleider gegaan. Ook zij liet me weten dat ik goed had gehandeld en gaf me ontspanningsoefeningen mee. Maar ik voelde en voel me niet gehoord in de problemen waar ik nog altijd tegenaan loop. Met mijn zus kan ik hier gelukkig wel goed over praten, omdat zij ook verpleegkundige is. Deze ervaring was aanleiding voor mij om te kiezen voor het onderwerp Second Victim Syndrome (SVS) voor de paper die ik moest schrijven voor mijn opleiding. Omdat ik nog altijd last heb van angsten, schrikreacties en flashbacks, kun je stellen dat ik PTSS-gerelateerde klachten heb. Alle puzzelstukken vielen in elkaar, want ik heb nog twee eerdere trauma’s meegemaakt. Een keer bij een reanimatie waarbij de patiënt overleed en nog een andere keer waarbij ik een patiënt met een DNR-code zag doodbloeden en ik niks kon doen. Ik denk dat die derde ervaring vorig jaar de welbekende druppel is geweest. Er is geen officiële PTSS-diagnose gesteld, want dan moet de hulpvraag vanuit mezelf komen. Die drempel is voor mij te hoog, want dan ben ik een zwakkeling. Ik vind dat ik mijn trauma zelf moeten kunnen verwerken, omdat anderen dat ook kunnen en omdat het bij de job hoort. Eigenlijk zou ik beter geholpen zijn als er vanuit het werk actief hulp aangeboden wordt. En dat die hulp verder gaat dan één keer praten. Als je een trauma meemaakt, moet je meermaals worden opgevolgd. Het zou standaard moeten zijn dat na een crisissituatie binnen 24 uur een debriefing volgt en dat de impact met jou wordt besproken. Dat je gevoelens kunt delen, dat je kunt aangeven waar je nood aan hebt en dat je actief wordt gemonitord. Dát is wat mensen met SVS en PTSS zou helpen. Want dan voel je je gesteund en gehoord én kun je actief werken aan mentaal herstel. *Caroline is een gefingeerde naam.