Illustratie: Maureen Wattenbergh
Op de werkvloer in de ziekenhuizen waar ik stage liep, was ik regelmatig getuige van overdadig machtsvertoon tussen diverse personen. Het meest frappante is dat deze diverse botsingen op het moment zelf vrijwel geruisloos geschiedden. Maar na de botsing barstte het los. Dan werd er volop én hardop schande uitgesproken over ‘wat die ander zich wel niet permitteert’. Alleen werd dit gezegd tegen anderen, die niet de veroorzaker van de botsing waren.
Als ik eens voorzichtig opperde om het uit te spreken tegen de echte boosdoener in plaats van achter haar of zijn rug, stuitte ik op een: ‘Maar Margriet, als je hier zou werken, zou je wel beter weten. Dat kan hier niet.’
Eerst nam ik dit aan als zoete koek. Vervolgens stak de communicatietrainer, die ik in mijn vorige carrière was, de kop op. Hoog tijd om zelf de feedback-theorie in de praktijk te brengen.
Op één stageplek werd onze afdeling geterroriseerd door een nieuwe geriater. Deze man wilde elke maandagmiddag ‘de tour’ van patiënten doen met een verpleegkundige naast zich, op wie hij dan zijn vragen over de details van het volledige patientendossier afvuurde. Je kon maar beter goed geïnformeerd en scherp zijn, anders liet hij zich laatdunkend over je uit, ten overstaan van alle aanwezigen. Niet verbazingwekkend dat niemand zich geroepen voelde om ‘de tour’ te doen.
Zelden heb ik collega’s zo creatief gezien om een bezigheid te vinden zodra deze arts in beeld kwam. Als laatstejaars stagiair was ik natuurlijk een perfect slachtoffer. Ik had het voorzien en wilde me goed voorbereiden, maar de instructies van de collega’s waren zeer divers. Ik had het gevoel dat ik naar het ‘schavot’ liep.
Wat later bedacht ik dat het eigenlijk super van een arts is dat hij het initiatief neemt om met een van ons mee te lopen. Ergens is hij dan geïnteresseerd in wat wij te zeggen hebben, toch?
Ik trok de stoute schoenen aan en zocht de arts op vóór onze tour. Kort en bondig stelde ik me voor en kondigde ik aan dat ik hem in de namiddag zou begeleiden. Met als toevoeging: ‘Omdat het de eerste keer is, hoor ik graag van u welke informatie u straks van mij verwacht. Zo kan ik mij beter voorbereiden.’
Trots op mezelf wachtte ik zijn antwoord af, maar na een ‘Ga dat maar aan je collega’s vragen!’ was ik minder fier. Ik deed toch nog een poging erachteraan: ‘Ik begrijp uw opmerking, maar het feit is dat ik geen eenduidige instructies heb kunnen achterhalen. Het leek mij derhalve beter om zelf naar uw verwachtingen te vragen.’
Bingo! De man keek me eindelijk aan en vroeg me om te gaan zitten. ‘Dat is een goed initiatief van je en ik zal je die verwachtingen graag meegeven. Dan wil ik je wél vragen om deze instructies door te geven aan het team, zodat ik in het vervolg geen schaapachtige blikken meer naar mijn hoofd krijg.’
En, beste lezer? Feit of fictie, dit verhaaltje? Wat denk je? Maakt het trouwens uit? Wat zou jij hebben gedaan? Een risicoberekening waarschijnlijk? Er kan natuurlijk altijd van alles gebeuren als je de stoute schoenen aantrekt. We zijn van nature goed in het verzinnen van wat er allemaal mis kan gaan.
Maar, wat is er erger dan niks doen? Dan blijven de wekelijks tours vast en zeker een wederkerend irritant fenomeen waar niemand (ook de arts niet) op zit te wachten. Ik ben ervan overtuigd dat je, uiteraard op een vriendelijke manier, écht alles mag zeggen. Maar durven we het wel? Wat houdt ons toch zo vaak tegen?
Zeggenschap ‘ is één ding, maar ‘zeg eens wat’ telt ook mee. Probeer het gewoon! Zelf als het in niks resulteert, kun je trots zijn op jezelf dat je het geprobeerd hebt.
PS: Het verhaaltje is echt gebeurd.