Illustratie: Maureen Wattenbergh
We zitten er weer middenin. Vrienden, familie, collega’s halen opgelucht adem, want hun studerende kinderen ‘zijn er weer door dit jaar’. In de meeste gevallen betekent dit dat hun kinderen gaan genieten van een welverdiende vakantie alvorens in september de draad weer op te pakken. Maar, soms hoor je toch ook dat kinderen willen afhaken. Het is te zwaar, te theoretisch, de materie toch niet interessant of…. ‘de stages verlopen niet goed’.
Ik denk dan direct terug aan mijn studie verpleegkunde, die ik vorig jaar afrondde.
Als je hier op je 54e aan begint, ben je waarschijnlijk een stuk gemotiveerder dan de gemiddelde student en ben je er zeer doordacht aan begonnen. En toch deden mijn stages mij af en toe wankelen in mijn keuze. Wilde ik over een paar jaar wel met deze mensen samenwerken?
Ik durf niet te tellen hoeveel huilende medestudenten ik heb getroost, hoe vaak ik discussies heb gehad met stagebegeleiders en -mentoren over de evaluaties en beoordelingen. En… hoe vaak ik thuis mijn hart moest luchten na een zware stagedag.
Niet zwaar omwille van het werk, maar zwaar omdat je constant op je tenen moet lopen. Kun je het als stagiair dan écht niet goed doen in sommige ziekenhuizen?
Je neemt of niet genoeg initiatief, of je bent een ‘brutaaltje’ als je het wél doet. Als je snel werkt, heb je niet voldoende aandacht voor de patiënt. Neem je de tijd voor een patiënt, dan ben je een ‘trage’ of ‘slome’. Als je op tijd weggaat ben je een ‘bureaucraat’, maar blijf je overwerken, dan kun je ‘geen grenzen stellen’. Als je veel vragen stelt, ben je een ‘dom kieken’. Als je autonoom werkt en je plan trekt, ben je niet leergierig. Als je je uiterste best doet en het lukt je, dan ben je een ‘streber’. Als je door de zenuwen of gewoon door je onervarenheid fouten maakt, tsja, dan ben je écht niet voor het vak gemaakt. En als je dan al je moed bijeen raapt en beleefd een gesprek aanvraagt, dan ben je ‘arrogant’ en ‘moet je wel je plaats kennen’. Hoe kleinerend is het als je ontvangen wordt met een ‘ze is eerstejaars, daar kun je dus niks mee beginnen’. Hoe vreselijk is de stress als je op het rooster ziet staan dat je de hele week met ‘X’ moet werken, die je constant haar vuile klusjes laat doen. Hoe frustrerend is het om nooit eens een complimentje te krijgen, maar alleen kritiek? Hoe bizar is het dat je stagebegeleider je steeds samen laat werken met uitzendkrachten om je vervolgens toch zelf te beoordelen. Hoe onbeschoft is het om een stagiair apart van het team te laten eten? Hoe onbevredigend is het als je stagementor van school je niet met hand en tand verdedigt omdat ze bang is stageplaatsen te verliezen? Terwijl ik dit schrijf, word ik weer boos en voel ik de nood om me eens flink moraliserend te uiten: Lieve collega’s op het werkveld en lieve stagementoren, begeleid toch alsjeblieft de stagiairs zoals je zelf graag begeleid had willen worden tijdens jouw studies. Met al hun verschillen in kennis, ervaring, persoonlijkheid, cultuur hebben ze allemaal iets te brengen. Zoek geen klonen van jezelf maar ontdek het pareltje in iedereen. Lieve stagiair verpleegkunde: houd vol, je hebt een prachtig beroep gekozen en je kunt het.