
Ik ging voor wondzorg en een subcutane inspuiting langs bij een zeventienjarige jongen. Hij was van zijn fiets gevallen en was daarna geopereerd aan zijn verwondingen.
De jongen lag op de sofa toen ik binnenkwam. Zijn moeder liet me binnen en voerde het woord. Ze leek erg geschrokken en was bezorgd. Haar zoon keek een luttele seconde op van zijn gsm en gaf een kort knikje.
Ik probeerde zijn aandacht te vangen met wat vragen, maar kreeg geen respons. Hij kreeg ook niet echt de kans. Zijn moeder antwoordde steeds in zijn plaats en stelde allerlei vragen over de zorg en de revalidatie. Soms rolde hij met zijn ogen.
De situatie was lastig. Als verpleegkundige probeerde ik mijn volle aandacht aan de zorgvrager te geven, maar als hij niet snel genoeg reageerde, ging zijn moeder met de aandacht aan de haal. Ik snap wel dat ze bezorgd is, maar als verpleegkundige wil je eerst contact maken met de patiënt.
Het gebeurt regelmatig dat de mantelzorger ook tijd en aandacht van ons nodig heeft. Want ze omringen de zieke met hulp op allerlei gebied, en vaak gaan ze daarbij over hun eigen grenzen. Ook zij zitten met veel vragen. En ze worden niet altijd gezien of gehoord.
Ondertussen probeerde ik er bij de zeventienjarige doorheen te komen. Aan de moeder vroeg ik eventjes te wachten met haar vragen omdat ik eerst de zorgen voor haar zoon wilde afmaken. Ze fronste eventjes de wenkbrauwen, maar legde zich erbij neer. Ik vind het nog altijd niet makkelijk om voor mezelf als zorgverlener op te komen. Als je assertief bent, wordt dat soms als brutaal of onvriendelijk beschouwd. Bovendien ben je in de thuisverpleging op bezoek bij de patiënt en zijn mantelzorger. De leiding nemen in hun huis voelt dan soms ongemakkelijk aan. Daarom is je timing en woordkeuze zo belangrijk. Later in de week ging ik wat vroeger langs bij de zeventienjarige. Hij lag nog in zijn bed, zonder gsm of moeder in de buurt. Hij sprak me zelfs aan. De aandacht voor elkaar was er nu wel, al duurde de zorg niet lang. Zo heb ik het graag.